Jan Willem Andriessen is beleidsmedewerker bij het Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) op het vlak van biociden (24 jaar). Namens het Ctgb is hij sinds 2015 lid van de Adviesgroep.

Wat vind je van de manier waarop het KNB is georganiseerd?

Het werkt goed. Vooral de events. Lastig is dat het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) soms gezien wordt als het kennisnetwerk. Dit is natuurlijk niet zo. Het RIVM faciliteert het kennisnetwerk vanuit een onafhankelijke positie. Dat proberen we telkens duidelijk naar voren te brengen.

Wat was voor jou het hoogtepunt van de afgelopen 10 jaar KNB?

Het allereerste symposium was heel bijzonder omdat het allemaal nieuw was en niemand nog echt verwachtingen had. Het kennisnetwerk is in de laatste jaren volwassener geworden en uitgegroeid. Nu zijn er de events waar ik zelf graag ook steeds een bijdrage aan lever als spreker. Ik vind dat erg leuk om te doen. Elk event heeft zijn eigen karakter. Het event over lijkbalsemingsvloeistoffen was heel bijzonder. Dit heeft ertoe geleid dat mensen zich echt bewust werden dat ze met biociden te maken hebben en er is een initiatief uit voortgekomen waarbij aanvragen zijn ingediend bij het Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Dan zie je dat er een keten aan gebeurtenissen op gang komt naar aanleiding van zo’n event. Dan weet je dus dat je het echt ergens voor doet en dat is heel mooi.

Merkt het Ctgb dat het werk van het KNB zijn vruchten afwerpt?

Voor het Ctgb is het belangrijk om goed feeling te houden met wat er speelt in het veld. Ik vind het zelf heel erg belangrijk dat je als overheid zicht houdt op wat er in andere gebieden speelt. Daarom hebben we goede contacten met de inspectie en met het bedrijfsleven. Zo weet je wat daar gedacht wordt en kun je bepaalde acties vanuit bedrijven veel beter plaatsen. Daar is het KNB een ideale gelegenheid voor, omdat je binnen dit netwerk op een gelijkwaardige manier met elkaar in gesprek bent.

Wat is de meerwaarde van het KNB voor jouw collega’s van het Ctgb?

Ik denk dat het kennisnetwerk voor ons heel belangrijk is. We richten ons op de wetgeving en beoordeling, maar het is ook belangrijk om contact te hebben buiten het Ctgb. Met de industrie, handhavers of beleidsmakers bijvoorbeeld. Want dan zie je jouw eigen stukje werk in de context. Het grootste pluspunt van het kennisnetwerk vind ik dat binnen het netwerk al die verschillende stukjes bij elkaar gelegd worden zodat iedereen van elkaar kan leren.

Zijn biocidenprofessionals meer doordrongen van het nut en belang van alle toelatingseisen (dan 10 jaar geleden)?

Ja. Elke keer als mensen voor het in eerst in aanraking komen met de biocidenwetgeving dan zie je heel vaak zo’n reactie van ‘oh is dat wel nodig’. Via het kennisnetwerk voorzien we ze van informatie. Uiteindelijk helpt dit om ze meer bewust te maken van alle toelatingseisen. Dit is wel een heel proces en gaat niet van de een op de andere dag. Maar dit proces zorgt er wel voor dat we met professionals in gesprek raken en blijven. Een goede reden ook om events te blijven organiseren.

Is daar meer begrip/draagvlak voor gekomen waar het Ctgb uiteindelijk ook van profiteert? Komt dat op één of andere manier ook bij jullie terug?

De informatie die door het KNB gegeven wordt helpt om het Ctgb beter in beeld te brengen. Het Ctgb wil een transparante en benaderbare organisatie zijn. Daarvoor moeten mensen eerst wel begrijpen wat het Ctgb doet en waarom ze het Ctgb nodig hebben als ze een biocide op de markt willen brengen.

Vaak zie je dat in de maanden na een event over een specifiek onderwerp, dat onze servicedesk meer vragen krijgt over dat onderwerp.

Wat vind je van de KNB-Nieuwsbrief?

Het is belangrijk om de informatie over biociden ook voor leken toegankelijk te maken. Dat is best lastig, maar ik heb de indruk dat dit goed gebeurt. En: ik lees regelmatig nieuws waar ik nog niet van op de hoogte was. Ook voor mij is het een goede aanvulling. Het Kennisnetwerk Biociden zou niet zonder nieuwsbrief kunnen denk ik. Ik denk dat de nieuwsbrief ervoor zorgt dat veel mensen op de hoogte blijven van wat er speelt.

Je geeft regelmatig een presentatie op onze KNB-events. Wat zie je daarin voor ontwikkeling? Wat valt je op tijdens die events?

Dat biociden voor veel mensen nog steeds nieuw is. Veel mensen weten niet wat een biociden nu precies is. De informatie moet basaal zijn, maar tegelijkertijd ook de diepte in gaan. Ik vind het belangrijk dat deelnemers vragen stellen. Zo krijg je zicht op of de informatie duidelijk is en wat er speelt.

De titel van een event is belangrijk. Zo weten bezoekers waar ze aan toe zijn. Daarnaast moeten we erop bedacht zijn dat voor veel mensen biociden een nieuw onderwerp is. Het is belangrijk om hier rekening mee te houden in het woordgebruik en dat sprekers zich inleven in hun publiek.

Hoe zie jij de toekomst van het KNB?

Ik ben niet iemand die heel ver in de toekomst kijkt, maar er zijn nog heel veel onderwerpen waar we nog eens een event over kunnen organiseren. Ik zou het leuk vinden om over een paar jaar te kunnen zeggen dat alle sectoren onder de aandacht zijn geweest en om daar dan nog eens op terug te kijken wat het resultaat is geweest van onze inspanningen. Uitwisseling van kennis en het onderhouden van contacten zijn en blijven heel belangrijk. Het Kennisnetwerk Biociden is een uniek product. Het zou zonde zijn als dit zou verdwijnen.

Wie moeten we een volgende keer interviewen en wat zou je diegene willen vragen?

Ik zou graag meer horen van een adviseur van het bedrijfsleven. Jan Verschoor zou ik willen vragen: welke invloed zie jij van het Kennisnetwerk Biociden op  producenten en gebruikers van biociden?