Belgische onderzoekers onderzochten de concentraties van diverse antifoulingstoffen in het sediment in Belgische zeehavens en baggerstortplaatsen in de Noordzee. Sommige plaatsen bleken hotspots. Daar was de concentratie hoger dan milieurisicogrenzen. Vooral tributyltin (TBT) bleek in hoge concentraties aanwezig in het sediment in zeehavens.

Onderzochte stoffen

Het onderzoek richtte zich op TBT en ‘boosterbiociden’. De laatstgenoemde stoffen worden toegepast in combinatie met koperhoudende werkzame stoffen in antifoulingverf voor schepen. De toepassing van boosterbiociden is een alternatief voor TBT. Sinds 2008 is TBT vanwege milieueffecten overal verboden. De onderzochte boosterbiociden zijn: dichlofluanide, diuron, cybutryne (Irgarol), DCOIT (Sea-Nine) en tolylfluanide. Diuron en cybutryne zijn niet meer goedgekeurd voor gebruik in antifoulingverf in de Europese Unie. Tolylfluanide, dichlofluanide en DCOIT zijn dat wel.

Onderzoeksresultaten

Van de onderzochte stoffen in sedimentmonsters was tolylfluanide niet in een meetbare concentratie aanwezig. De concentraties van de overige stoffen zijn vergeleken met een milieurisicogrens: de Predicted No Effect Concentration (PNEC). De dichlofluanideconcentraties lagen overal onder de PNEC. De DCOIT-concentraties waren bijna overal onder de PNEC. De concentraties diuron, cybutryne en TBT lagen overal of bijna overal boven de PNEC. De onderzoekers concluderen dat er een duidelijk verband is tussen de concentraties TBT en boosterbiociden en de soort en grootte van havens. Cybutryne, diuron en dichlofluanide zijn meer gekoppeld aan havens voor jachten en visserijschepen. DCOIT is meer gekoppeld aan havens voor vrachtschepen.