De Europese Commissie heeft op 4 september besloten de voorgestelde wetenschappelijke criteria voor de identificatie van hormoonontregelende stoffen (endocrine disruptors) te laten gelden voor de Biocidenverordening (BPR). De identieke voorgestelde wetenschappelijke criteria voor de Gewasbeschermingsmiddelenverordening (PPPR) zijn op 4 oktober door het Europese Parlement afgewezen. Voor het gebruik in de PPPR moeten de criteria nu terug naar de tekentafel.

Hormoonontregelende stoffen zijn chemische stoffen die de hormoonhuishouding van mens en dier (en plant) kunnen verstoren, met blijvende schade tot gevolg. Deze stoffen mogen niet goedgekeurd worden. Daarmee is gebruik van deze stoffen verboden voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met enkele uitzonderingen.

De Commissie heeft de criteria voor hormoonontregelende stoffen voor biociden altijd identiek willen houden aan de criteria voor de gewasbeschermingsmiddelen. Dit is de zogenaamde horizontale benadering. Met het aannemen van de criteria voor de BPR en het afschieten van het voorstel voor de PPPR lijkt dit niet te lukken. Op 13 oktober stelt Zweden de criteria voor de BPR aan de orde in de Europese milieuraad. Nederland zal de Commissie vragen om de criteria voor de BPR nog niet in werking te stellen, om ze identiek te kunnen aan de aan te passen criteria voor de PPPR. Als de Commissie dat niet wil, zal Nederland erop aandringen de voor de BPR onnodige en onwenselijke uitzondering voor middelen die de hormoonhuishouding van een doelorganisme verstoren, nu uit de criteria te halen.