Wesp

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat )) publiceerde een studie over het gebruik van vijf insecticiden en de alternatieven voor deze stoffen. De onderzoeksresultaten zijn van belang voor de herbeoordeling van de goedkeuring van deze stoffen in biociden. Het doel is ook om mogelijke maatregelen te beoordelen om de huidige te hoge concentraties in oppervlaktewater te verlagen.

De studie is uitgevoerd door Bureau KLB, Antea Group en het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (Kennis- en Adviescentrum Dierplagen)). Er zijn interviews gevoerd met betrokkenen bij de productie en het gebruik van insecticiden en met overheidspartijen. Daarnaast zijn beschikbare gegevens verzameld en bestudeerd.

Werkzame stoffen en gebruik

Het gaat om de werkzame stoffen cypermethrin, alfa-cypermethrin, deltamethrin, imidacloprid en lambda-cyhalothrin. Consumenten en professionals gebruiken biociden met deze insecticiden op grote schaal voor de bestrijding van kleine plagen van onder andere kakkerlakken, mieren en wespen. Het gebruik binnenshuis vindt plaats in woningen, gebouwen en in dierenverblijven. Buitengebruik vindt plaats in mieren- en wespennesten in de openbare ruimte en rond particuliere woningen en andere gebouwen. De onderzochte werkzame stoffen worden soms ook als insecticide gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen en/of diergeneesmiddelen.

Risico’s

De onderzochte stoffen zijn giftig voor mensen. Sommige stoffen kunnen huidirritatie veroorzaken en mogelijk hormoonverstoring. De grootste zorg zijn de risico’s voor het milieu. De stoffen zijn zeer giftig voor het waterleven en ze tasten ook nuttige insecten aan. Gebruik door professionele plaagdierbeheersers levert de minste risico’s op. De risico’s bij gebruik in de agrarische sector worden hoger ingeschat. Consumentengebruik leidt volgens de onderzoekers tot de meeste risico’s.

Gebruikte hoeveelheden en alternatieven

In Nederland zijn er geen gegevens over de hoeveelheid verhandelde biociden met deze stoffen. Er zijn gegevens opgevraagd uit andere landen, maar die zijn ongeschikt om conclusies te kunnen trekken over gebruikte hoeveelheden in Nederland. Voor het gebruik van alternatieven is het risicobewustzijn van belang. Die is het hoogst bij professionals en het laagst bij consumenten. Plaagdierbeheersers geven aan dat ze geïntegreerde plaagbeheersing (IPM Integrated Pest Management (Integrated Pest Management )) als uitgangspunt hanteren. Zij achten de inzet van insecticiden soms noodzakelijk bij grote plagen. Voor consumenten zijn er veel alternatieven beschikbaar, maar de huidige beschikbaarheid maakt de inzet van insecticiden door consumenten gemakkelijk.

Bijdrage aan watervervuiling

Uit de beschikbare metingen blijkt dat de normoverschrijdingen in oppervlaktewater door deltamethrin en lambda-cyhalothrin zijn te koppelen aan het gebruik van gewasbeschermingmiddelen. Met name voor imidacloprid vormen diergeneesmiddelen een belangrijke mogelijke bron. Volgens de onderzoekers is de huidige opvatting dat de bijdrage aan de watervervuiling door biociden met de vijf onderzochte stoffen klein is. Er is echter onvoldoende inzicht in de herkomst van de stoffen in oppervlaktewater.

Hernieuwen of intrekken goedkeuring

Als de onderzochte insecticiden opnieuw worden goedgekeurd voor biociden, verwachten de onderzoekers geen veranderingen in het gebruik. Als er een volledig verbod komt, kan dit leiden tot vermindering van de risico’s voor mens en milieu. De keerzijde is dat bepaalde plagen met ziektedragende insecten mogelijk niet goed te bestrijden zijn. Ook kan er mogelijk resistentie ontstaan voor de overgebleven werkzame stoffen. Tot slot geven de onderzoekers nog een aantal opties voor selectieve beperkingen, zoals het verbieden van de onderzochte insecticiden voor consumentengebruik en het stimuleren van niet-chemische methoden.

Meer informatie