Rodenticiden komen onbedoeld voor in veel wilde vogels en zoogdieren. Dat geldt vooral voor knaagdiereters zoals de steenmarter, steenuil, vos, bunzing, kerkuil en buizerd. Ook de vogeljagende havik en sperwer scoren hoog. De doorvergiftiging van rodenticiden is nog steeds groot.

Dat is de conclusie van het onderzoek, uitgevoerd door CLM Onderzoek en Advies, het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC), Bureau Waardenburg en Stichting Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD), in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De onderzoekers bevelen aan om de toepassing van de zogeheten rodenticiden (ratten- en muizengif) verder te beperken.

Blootstelling via drie routes:

De studie laat zien dat 54% van de dieren die zijn onderzocht rodenticiden bevatten. De blootstelling van vogels en zoogdieren aan rattengif vindt plaats via drie routes:

  1. Via het direct eten van lokaas door niet-doelsoorten, zoals de huisspitsmuis, bosmuis en naaktslakken.
  2. Via het eten van ratten en muizen die rodenticiden bevatten. De huismuis, zwarte en bruine rat kunnen zo zelf een bron van doorvergiftiging vormen.
  3. Via doorvergiftiging door het eten van niet-doelsoorten, zoals de huisspitsmuis, bosmuis en naaktslakken door bijvoorbeeld sperwer, das en egel.