Royal HaskoningDHV onderzocht wat er nodig is voor de overstap naar biocidevrije conserveermiddelen in (watergedragen) verf. Die overstap is nodig omdat er weinig biociden voor dit doel beschikbaar zijn. De ontwikkeling van alternatieven blijft echter achter. Volgens deze studie is afstemming nodig om een veilig en duurzaam gebruik en productie van verven mogelijk te maken. 

Biociden 

Biociden die als conserveermiddelen voor verf gebruikt worden, vallen onder productsoort 6 (conserveermiddelen voor producten tijdens opslag). Veel van de hiervoor gebruikte werkzame stoffen zijn niet meer beschikbaar, omdat ze niet zijn goedgekeurd onder de Biocidenverordening of omdat niemand een dossier wilde indienen voor de stof. Ook veroorzaakt een deel van de toegestane werkzame stoffen allergische reacties. Verffabrikanten hebben in de praktijk dus een beperkte keus. De verwachting is dat de alternatieven gevonden moeten worden in biocidevrije oplossingen. 

Biocidevrije alternatieven 

Er is een markt-gereed biocidevrij alternatief voor een groot deel van de watergedragen muurverven. De werking berust op een hoge pH en is tot nu toe alleen geschikt voor witte muurverven. Voor andere segmenten, zoals lakken, zijn deze alternatieven er nog niet. Verffabrikanten geven aan onderzoek te doen naar alternatieve conserveringsmethoden, waarbij vooral wordt gezocht naar aanpassingen in het productieproces of in de verfformulering. In het rapport is een lijst opgenomen met een overzicht van de methoden die op dit moment worden onderzocht. 

Afstemming nodig voor overstap naar alternatieven 

De onderzoeker concluderen in het rapport dat de uitfasering van traditionele biociden niet gelijk op loopt met de beschikbaarheid van de verwachte alternatieven. Om zowel veilige en duurzame productie en gebruik van verven mogelijk te maken als het verminderen van stoffen met een bepaald risicoprofiel, is afstemming van deze termijnen een noodzaak. In het laatste hoofdstuk van het rapport worden ideeën gepresenteerd over hoe verder gegaan kan worden om afstemming te bereiken tussen de ambities van de beleidsmakers en die van de fabrikant. 

Tweede Kamer en Europese Commissie 

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)), in het kader van de Safe Chemicals Innovation Agenda.  

In een brief over de voortgang van het stoffenbeleid van 22 maart 2022 informeert de staatsecretaris van IenW de Tweede Kamer over dit onderzoek. Ook geeft de staatsecretaris aan de uitkomsten hiervan te gaan delen met de Europese Commissie en andere EU Europese unie (Europese unie)-lidstaten. Doel is om op EU-niveau te zorgen dat minder schadelijke alternatieven op de markt komen. Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet om de meest schadelijke biociden te vervangen door alternatieve middelen of technieken.