Op 1 oktober 2024 organiseerde het KNB Kennisnetwerk Biociden (Kennisnetwerk Biociden ) samen met de inspecties ILT Inspectie Leefomgeving en Transport (Inspectie Leefomgeving en Transport ) en NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ) en met het Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden ) het event ‘IPM Integrated Pest Management (Integrated Pest Management ) -knaagdierbeheersing en toezicht: Samen komen we verder'. De zaal zat vol, de discussies waren levendig en constructief en er was veel ruimte om met elkaar in gesprek te gaan. We kijken terug op een geslaagd event.

Charrel Spelt van ILT Inspectie Leefomgeving en Transport (Inspectie Leefomgeving en Transport ) leidt als dagvoorzitter de deelnemers door het programma. Hij stelt elke spreker de vraag wat hen blij zou maken aan het einde van de dag. Corine Komen, coördinator van het KNB Kennisnetwerk Biociden (Kennisnetwerk Biociden ), antwoordt dat ze graag wil dat dat alle deelnemers naar huis gaan met het gevoel dat ze iets hebben opgestoken én iets hebben kunnen inbrengen.

IPM Integrated Pest Management (Integrated Pest Management ) is noodzakelijk

Jan Willem Andriessen van het Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden ) trapt  het event af met een presentatie over de noodzaak van IPM (Integrated Pest Management). Een belangrijk punt is dat IPM echt een noodzakelijke voorwaarde is bij de toelating van de meeste rodenticiden in Nederland. Het toepassen van IPM moet ervoor zorgen dat deze middelen zo min mogelijk worden gebruikt. Dit is nodig vanwege de milieurisico’s van rodenticiden. Denk bijvoorbeeld aan doorvergiftiging naar roofvogels. Maar het toepassen van IPM is ook zeker belangrijk vanwege de veelvoorkomende resistentie tegen rodenticiden bij ratten en muizen.

Rol van de inspecties

Jasper Lesterhuis (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit )) en Peter Aubel (ILT) geven in een gezamenlijke presentatie inzicht in de werkwijze van de inspecties. Het doel van de inspecties is dat biociden in de praktijk veilig en op de juiste manier worden gebruikt. Zo worden risico’s voor mens, dier of het milieu voorkomen. 

ILT en NVWA houden beide toezicht op de toepassing van rodenticiden. Bij de NVWA ligt de nadruk op de voedselveiligheid. ILT toetst of toepassers zich aan de wettelijke voorschriften houden. ILT houdt ook de handel in rodenticiden in de gaten. De inspecties werken nauw samen en wisselen informatie uit. Naast het publieke toezicht door de NVWA en ILT houden certificerende instanties via het KPMB privaat toezicht op het toepassen van IPM.

Jasper laat aan de hand van een aantal foto’s zien dat inspecteurs in de praktijk nog veel toepassingen van rodenticiden tegenkomen die niet aan de wettelijke eisen voldoen. De inspecteurs zijn niet uit op het uitdelen van boetes, maar op het verbeteren van het toepassen van de regels. Jasper en Peter roepen plaagdierbeheersers op om lastige situaties uit de praktijk bij brancheverenigingen (PLA..N.  en NVPB ) te melden. De NVWA en de ILT overleggen regelmatig met de brancheverenigingen. Ook Jasper en Peter zelf zijn goed benaderbaar en delen hun ervaringen via LinkedIn.

Perspectief van bedrijven

In een vraaggesprek met de dagvoorzitter vertellen Roel Ruiter van Ruiter Bedrijfshygiëne, Michel van den Heuvel van VDH Prevent4u en Joan Schouten van Anticimex over hun ervaringen met de implementatie van IPM. Ze blikken onder andere terug naar wat ze in hun bedrijf moesten veranderen om volgens IPM te kunnen werken. Ze vertellen over de knelpunten waar ze tegen aanlopen en delen hun wensen en visies voor de toekomst.

Implementeren van IPM

Een lastig punt bij de implementatie van IPM is de opleiding van medewerkers. Zeker medewerkers die al langer in het vak zitten, worden geconfronteerd met een heel andere manier van werken. Niet iedereen staat daar meteen voor open.

Het vak is kennisintensiever en er zijn nieuwe vaardigheden nodig zoals het schrijven van een plan van aanpak en het uitleggen van de IPM-werkwijze aan opdrachtgevers. Daarbij is het Handboek IPM-Knaagdierbeheersing (HIK) een lijvig document dat niet voor iedereen makkelijk leesbaar is.

Knelpunten

Een belangrijk knelpunt voor bedrijven is dat IPM ook medewerking en betrokkenheid vraagt van opdrachtgevers. Afhankelijk van het soort opdrachtgevers is het IPM-verhaal soms lastig uit te leggen. In zorginstellingen en voedselverwerkende bedrijven sluit IPM goed aan bij de strenge hygiëneregels die hier sowieso al gelden. Bij agrarische bedrijven en particulieren is het veel lastiger uit te leggen waarom je volgens IPM werkt. En welke rol de opdrachtgever daarin zelf heeft. De bedrijven roepen de overheid op om meer te doen aan communicatie over de noodzaak en verplichting van de IPM-aanpak naar opdrachtgevers. Daarbij moet de rol die opdrachtgevers zelf hebben centraal staan.

Ook de hoeveelheid registratie en administratie ervaren bedrijven als een knelpunt. In de branche werken veel praktijkmensen, daarom is het wenselijk om dit makkelijker te maken. Vanuit de inspecties wordt aangegeven dat registratie wel heel belangrijk is. Hiermee kun je je aanpak onderbouwen, zoals IPM vereist.

Uit de zaal vraagt iemand wat er nodig is om een noodsituatie uit te kunnen roepen. Jasper Lesterhuis antwoordt dat de punten waarmee je een noodsituatie moet onderbouwen in het HIK staan. Een noodsituatie is afhankelijk van de omstandigheden. Peter Aubel voegt toe dat inspecties niet kijken of het uitroepen van een noodsituatie terecht is, maar of dit goed onderbouwd is. Vanuit de zaal volgt als aanvulling dat soms de indruk bestaat dat het toepassen van rodenticiden alleen in een noodsituatie mag. Maar het kan juist als laatste stap in de IPM-werkwijze onderdeel zijn van een ‘normaal’ plan van aanpak.

Positieve ervaringen met IPM

De bedrijven noemen als belangrijk positief punt dat ze de afgelopen jaren (veel) minder rodenticiden zijn gaan gebruiken en dat die verlaging eigenlijk relatief makkelijk ging. Roel Ruiter geeft aan dat IPM ook een duidelijke structuur geeft voor communicatie en het verkrijgen van medewerking van opdrachtgevers. Hij erkent ook dat dit niet bij elk type opdrachtgever even makkelijk is.

Toekomst

De verwachting is dat werken volgens IPM in de komende jaren steeds meer ingeburgerd gaat raken en dat uiteindelijk ook de opdrachtgevers er bekend mee zullen raken. En dat de voorwaarden van IPM ook op andere beleidsterreinen worden ingebed, zoals in bouwvoorschriften. Wel blijft de beschikbaarheid van rodenticiden ook in de toekomst een belangrijke voorwaarde  voor knaagdierbeheersing. Zo kunnen deze worden ingezet in situaties waarin dit echt nodig is.

Tot slot geeft Joan Schouten nog aan dat hij verwacht dat het werk de komende jaren makkelijker zal worden door de inzet van technologische ontwikkelingen. Bijvoorbeeld camera’s voor monitoring en apps voor registratie. Hierin loopt de sector nu nog niet voorop.

Praktijksituaties

In het laatste onderdeel van het programma zijn praktijksituaties besproken die de deelnemers bij aanmelding hebben ingediend. Deelnemers discussiëren over hoe om te gaan met wering in oude panden waar altijd wel kieren overblijven en in de intensieve veehouderij waar altijd voedsel en verblijfplaatsen aanwezig zijn. En ook over samenwerken met meerdere partijen en plaagdierbeheersing bij particulieren.

Hoe lang mag je rodenticiden inzetten?

Naar aanleiding hiervan volgt een discussie over hoe lang het toepassen van rodenticiden is toegestaan. Het HIK stelt duidelijk dat permanent rodenticiden inzetten niet mag. Jasper geeft aan dat je in je plan van aanpak aan kunt geven welke periode je rodenticiden inzet en je daarna gaat evalueren. Belangrijk is om tijdens deze periode ook aandacht te blijven hebben voor wering en andere vormen van bestrijding. Er is dus geen eenduidig antwoord hoe lang je rodenticiden mag inzetten. Het is belangrijk dat je in je plan van aanpak goed onderbouwt wat je doet en waarom je dat doet. Jasper erkent ook dat sommige praktijksituaties, zeker in de agrarische sector, heel lastig kunnen zijn.

Situaties met meerdere partijen

Ook spreken deelnemers over hoe je om kunt gaan met aanloop van knaagdieren vanuit de buren als je op eigen terrein al het mogelijke hebt gedaan om knaagdieren te weren. In dat geval moet je, conform het HIK, in gesprek met de buren. En als de buren niet willen meewerken, moet je opschalen naar bijvoorbeeld de gemeente.

Vanuit de zaal deelt iemand een ervaring waarbij in één winkelcentrum meerdere plaagdierbeheersers in afzonderlijke winkels aan het werk waren. Het is gelukt om daar alle partijen aan tafel te krijgen en gezamenlijk te gaan werken aan wering rondom het winkelcentrum.

Eenduidig optreden inspecties

Iemand in de zaal vraagt of alle inspecteurs van ILT en NVWA op een vergelijkbare manier optreden. Peter geeft aan dat hij de landelijke projectleider is en dat alle casussen in principe bij hem langs komen. Als er inspecteurs afwijken van de landelijke handhavingsstrategie hoort hij dit graag. En Jasper geeft aan dat alle inspecteurs voor agrarische bedrijven van de NVWA door hem zijn en worden opgeleid.

Ook vraagt iemand of niet-gecertificeerde bedrijven ook volgens het HIK moeten werken. Jasper antwoordt dat de verplichte certificering en het werken volgens het HIK zijn gekoppeld aan het gebruik van rodenticiden. Zolang een bedrijf geen rodenticiden gebruikt, is het dus niet gebonden aan de stappen uit het HIK.

Plaagdierbeheersing bij particulieren

De vereiste stappen van IPM zijn moeilijk uit te leggen aan particulieren die vooral een snelle en goedkope oplossing willen. Vanuit de zaal roept iemand beleidsmakers op om meer verantwoordelijkheid bij woningbouwverenigingen te leggen. Met name om particulieren met een klein budget te ontlasten. De aanwezige beleidsmedewerker van het ministerie van VRO geeft aan dat volgens het Besluit kleine herstellingen huurders zelf verantwoordelijk zijn voor ‘het bestrijden van ongedierte, voor zover daaraan geen noemenswaardige kosten verbonden zijn en voor zover de aanwezigheid van dit ongedierte geen gevolg is van de bouwkundige situatie van de woonruimte’. In het andere geval is de verhuurder verantwoordelijk. Bij woningcorporaties vallen de kleine herstellingen ook vaak onder een servicecontract. Ook wordt de overheid opgeroepen om burgers beter te informeren over wat ze kunnen doen om plagen te voorkomen.