Op dinsdagmiddag 31 januari 2023 organiseerde het Kennisnetwerk Biociden een event over begassen en vernevelen met biociden. Vernevelingen worden onder andere gebruikt voor desinfectie van ruimtes in de zorg en desinfectie van kassen en stallen in de agrarische sector. Gassingen worden gebruikt voor insectenbestrijding en conservering van goederen en objecten in bijvoorbeeld de agrarische sector of de transportsector. Op het KNB-event was een brede vertegenwoordiging vanuit deze sectoren aanwezig. De deelnemers waren enthousiast over de opzet met workshops per sector. Ook nu kwamen de deelnemers tot nieuwe inzichten.

Introductie beleid, regelgeving en toelating

Het event startte met een presentatie van Jan Willem Andriessen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)). Hij nam de deelnemers mee in het beleid, de regelgeving en de toelating van middelen die gebruikt worden voor toepassingen van begassen en vernevelen. Daarbij ging hij ook in op het verschil tussen biociden en gewasbeschermingsmiddelen. Ab de Buck van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) vertelde vervolgens aan de hand van de  fosfinegas-casus hoe binnen de transportketen wordt samengewerkt om tot veilige(re) toepassingen te komen.

Workshops

In het tweede deel van de bijeenkomst verdeelden de deelnemers zich over drie themaworkshops. Alle workshops begonnen met een presentatie over de toepassing van begassen en/of vernevelen in de praktijk. Vervolgens gingen de deelnemers met elkaar in gesprek over de thema’s veiligheid, preventie en alternatieven en toezicht en handhaving. Hieronder volgt een korte terugkoppeling per workshop.

Workshop 1 – Ruimtedesinfectie in de zorg met behulp van vernevelen

Dennis van der Zwan van Tecnilab-bmi nam de deelnemers mee in de praktijk van desinfectie met waterstofperoxide in de zorg. Hij ging hierbij onder andere in op de verschillen tussen verdampen en vernevelen en wanneer je voor welke toepassing kiest. Met de presentatie van Dennis als inspiratie, gingen de deelnemers vervolgens met elkaar in gesprek onder leiding van workshopleider Ben Minderhoud (deskundige infectiepreventie bij Unic Medical Services BV). Een aantal hoofdpunten uit de discussie:

  • Veiligheid: Toepassingen van verneveling in de zorg vragen om goede (bij)scholing van het personeel dat de desinfectiewerkzaamheden uitvoert. Het is niet altijd duidelijk wie er verantwoordelijk is voor deze scholing. In de discussie zijn zowel de schoonmaakopleidingen als de toelatingshouders genoemd. Deze laatsten zouden vooral een rol in (bij)scholing kunnen hebben bij producten met specifieke toepassingseisen. Protocollen kunnen helpen om het kennisniveau op orde te houden. 
  • Preventie en alternatieven: In de zorg gaat preventie over een goede basishygiëne en duidelijke protocollen over wanneer ruimtedesinfectie door verneveling nodig is. De deelnemers hebben weinig ervaring met de toepassing van niet-chemische middelen zoals stoom of UV-straling, maar staan wel open voor het toepassen van alternatieven, mits deze effectief zijn. 
  • Toezicht en handhaving: Goede en eenvoudige informatie op de etiketten van desinfectiemiddelen is belangrijk om te voorkomen dat middelen op een verkeerde manier worden toegepast. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt hier toezicht op. Ze toetsen op het type middelen dat wordt gebruikt en de kennis van de medewerkers over de middelen. In crisissituaties (bijvoorbeeld bij de uitbraak van een virus), kan het voorkomen dat een middel breder wordt ingezet dan strikt genomen is toegelaten.

Workshop 2 - Ruimtedesinfectie van bijvoorbeeld kassen, stallen of opslagruimten in de agrarische sector met behulp van vernevelen en/of begassen 

Rob Veugen van Frans Veugen bedrijfshygiëne nam de deelnemers mee in de praktijk van desinfectie van stallen, kassen en transportmiddelen in de agrarische sector. Hij ging daarbij in op de verschillen tussen vernevelen, sprayen en spuiten en wanneer je voor welke toepassing kiest. Met de presentatie van Rob als inspiratie gingen de deelnemers vervolgens met elkaar in gesprek onder leiding van workshopleider Kyra Broeders (beleidsspecialist plantgezondheid bij Glastuinbouw Nederland). Een aantal hoofdpunten uit de discussie: 

  • Veiligheid: Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over het benodigde opleidingsniveau om ruimtedesinfectie te mogen uitvoeren. Desinfectie wordt uitgevoerd in lege stallen en kassen, dus in principe komen middelen niet direct in contact met voedsel. Er zouden in theorie residuen op voedsel kunnen zitten. Het is lastig om dit te controleren  omdat er geen duidelijke maximale residu limieten (MRL) zijn vastgesteld. 
  • Preventie en alternatieven: Desinfectie wordt ingezet om later in het groeiproces minder gewasbeschermingsmiddelen nodig te hebben. Groene alternatieven zouden fijn zijn maar de strikte en langdurige toelatingsprocedures werken innovatie tegen. Het zou kunnen helpen als nieuwe producten betere marktbescherming (patent) krijgen. Ook is effectiviteit van nieuwe (groene) middelen een aandachtspunt, je hebt op een moment in de groeicyclus een lege kas of stal. Desinfectie moet dan dus in een keer goed gebeuren.  
  • Toezicht en handhaving: Deelnemers vragen zich af of er voldoende praktijkkennis is bij instanties die gaan over toelating en toezicht. Het zou fijn zijn als toelatende instanties vaker meekijken in de praktijk. Dit leidt tot betere instructies op etiketten. Ook werd aangekaart dat etikettering soms heel erg kan verschillen tussen gewasbeschermingsmiddelen en biociden, ook als het middel vrijwel identiek is.  

Naar aanleiding van deze workshop hebben een aantal deelnemers zich voorgenomen om gezamenlijk verder te praten over desinfectie van transportmiddelen. Initiatief hiervoor ligt bij Rob Veugen. Ook heeft Kyra Broeders de deelnemers gevraagd om op een later moment door te praten over het grensvlak tussen biociden en gewasbeschermingsmiddelen.

Workshop 3 - Conservering van objecten of goederen door begassen van containers of ruimten 

Jop Verbeek van Fumico nam de deelnemers mee in de praktijk van het begassen van containers en goederen. Jop ging in zijn presentatie in op de wijze waarop fumigatie van containers plaatsvindt en welke alternatieven er zijn voor chemische gassen. Na de presentatie van Jop  gingen de deelnemers met elkaar in gesprek onder leiding van workshopleider Cindy van der Meer (accountmanager biociden bij het Ctgb). Een aantal hoofdpunten uit de discussie: 

  • Veiligheid: Er is een wens om opleidingen voor het begassen met biociden internationaal te harmoniseren en verplichte bijscholing te organiseren. Ook de eindtermen voor de opleidingen zouden overal hetzelfde moeten zijn. Bedrijven en toelatinghouders kunnen een rol spelen in de opleidingen en CEPA zou een rol kunnen spelen in de harmonisatie. Ook communicatie in de keten is heel belangrijk om veiligheid van toepassingen te borgen. 
  • Preventie en alternatieven: Er zijn goede, niet chemische alternatieven zoals CO2 en warmte. Deze worden echter nog niet overal erkend, waardoor toch chemische toepassingen noodzakelijk zijn. FAO-eisen en wetenschappelijke onderbouwing van de werking van alternatieven kan bijdragen aan de acceptatie ervan. Preventie kan ook bestaan uit meer lokale markt, waardoor minder transportbewegingen nodig zijn.  
  • Toezicht en handhaving: Heldere gebruiksvoorschriften en goede communicatie in de keten (producent, toelating, uitvoering, handhaving) is essentieel. Het zou wenselijk zijn als de gebruiksvoorschriften tot stand komen in overleg met alle stakeholders. Ook is er een wens voor eenduidige meetmethoden om te bepalen of een ruimte gasvrij is.

Afsluiting

Na een korte plenaire terugkoppeling door de workshopleiders werd het event afgesloten met een netwerkborrel. De organisatie kijkt terug op een geslaagd event en bedankt alle sprekers, workshopleiders en deelnemers voor hun actieve bijdrage aan dit KNB-event.