Vragen en antwoorden

Webinar van het Kennisnetwerk Biociden  - 1 oktober 2021 

De vragen en antwoorden in dit Q&A-document zijn opgesteld naar aanleiding van het KNB webinar op 1 oktober. De antwoorden zijn informatief. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend. 

Q1: Wat bepaalt of een product onder de Biociden- of Cosmeticaverordening valt? 
A: Een product met een primaire cosmetica claim (bijvoorbeeld verzorging of reiniging) valt onder de Cosmeticaverordening. Een product met een primaire biocidenclaim (bijvoorbeeld ‘desinfectie’ of ‘insectenwering’) valt onder de Biocidenverordening. Een biocide bevat altijd een werkzame stof. 

Q2: Kan een product zowel onder de Biocidenverordening als de Cosmeticaverordening vallen? 
A: Ja, een product met een prominente biocidenclaim én een prominente cosmetica claim vallen onder beide verordeningen. Een zonnebrandcrème met een insectenwerende werking is een voorbeeld van een dergelijk product. 

Q3: Wat zijn de etiketteringsvereisten voor een dergelijk product? 
A: De eisen van beide verordeningen gelden. Dat betekent bijvoorbeeld dat volgens de Biocidenverordening het percentage van de werkzame stof (voor de biocidentoepassing) in het product op het etiket moet staan en dat het product volgens de CLP verordening geëtiketteerd moet worden. De CLP-Verordening is normaal niet van toepassing op cosmetische producten. Andersom moeten in lijn met de Cosmeticaverordening alle ingrediënten in het product op het etiket vermeld worden. 

Q4: Wat als een product (bijvoorbeeld een handgel) een desinfecterende werking heeft maar geen biocidenclaim op het etiket heeft staan? 
A: Cosmetische handgels kunnen door de aanwezigheid van alcoholen in meer of mindere mate een desinfecterende werking hebben, maar dit mag niet expliciet of impliciet worden geclaimd. Niets (tekst en/of afbeeldingen) op het etiket of in de productinformatie (ook op websites) mag dan wijzen op een biocidenclaim. Is dat wel het geval dan valt het product onder de Biocidenverordening en moet het een toelating hebben van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (zie CTGB Toelatingen), of vallen onder de tijdige vrijstellingen die nu van kracht zijn (zie Coronavirus | Biociden).  

Q5: Kan ik een product dat zowel biocide als een cosmetisch product is onder één van de twee wetgevingen onderbrengen? 
A: Nee als een product zowel een prominente biocidenclaim heeft als een prominente cosmeticaclaim dan gelden beide regelgevingen, zie vraag twee hierboven. Wel kan een cosmetisch product een biocidaal neveneffect hebben, zoals in het geval van deodorant of tandpasta. Als het biocidale effect dus niet de primaire functie is, valt een dergelijk product alleen onder de Cosmeticaverordening. 

Q6: Hoe weet ik welke claims ik mag voeren voor cosmetica en biocidenproducten? 
A: De Subwerkgroep Grensvlakproducten Cosmetica heeft in 2020 een werkdocument opgesteld om te specificeren welke claims niet gevoerd mogen worden voor cosmetische handgels. Deze werkgroep heeft ook een handleiding opgesteld over het toepassingsgebied van de Cosmeticaverordening. Hierin vindt u meer over de regels over de indeling van producten op het grensvlak tussen biociden en cosmetica en andere grensvlakken met de cosmeticawetgeving. Ook heeft de NVWA in 2009 een systematiek ontwikkeld om te bepalen onder welke regelgeving grensvlakproducten vallen die op de huid worden gebruikt.  

Daarnaast is er voor cosmetica door de Europese Commissie in 2017 een technisch document voor het gebruik van claims gepubliceerd met verdere specificatie van de claims die wel en niet toegestaan zijn op cosmetische producten.