Dit jaar bestaat het Kennisnetwerk Biociden 10 jaar. In deze en de komende nieuwsbrieven besteden we hier aandacht aan. Met interviews, columns en andere terugblikken kijken we terug op 10 jaar KNB. Dit keer is het woord aan Daan Buijtenhuijs over de werkgroepen veehouderij en twee KNB-events over boer en biocide.

Daan Buijtenhuijs werkt bij het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en is sinds 2018 lid van het ‘kernteam’ van het Kennisnetwerk Biociden. Hij werkt mee aan de KNB-nieuwsbrieven en organiseert KNB-events. Daarnaast coördineert hij onder andere de beleidsadviezen over biociden voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)).

Tekort aan kennis

Ontsmettende voetenbaden, desinfectie van melkapparatuur of de bestrijding van vogelmijt, ratten of muizen – op de boerderij worden biociden voor veel dingen gebruikt. Dat is belangrijk voor zowel de gezondheid van de boer en zijn vee, als de kwaliteit van voedselproducten. Het gebruik van biociden kan gepaard gaan met risico’s. Daarom is de juiste kennis daarover voor boeren essentieel. “Boeren zijn professionele gebruikers van biociden,” vertelt Buijtenhuijs. “Maar tijdens de opleiding van agrariërs is hier weinig aandacht voor.”

Tien jaar geleden, net na de oprichting van het KNB, was dit al een aandachtspunt. Het beeld heerste toen dat het beleid, de wetgeving en de handhaving niet goed op elkaar aansloten om het gebruik van biociden op agrarische bedrijven in goede banen te leiden. “Er waren bijvoorbeeld calamiteiten, maar die werden niet gemeld en daardoor niet opgepikt door de handhaving. Het KNB is hiermee aan de slag gegaan, te beginnen met een werkgroep voor en over de veehouderij.”

Informatiebehoefte

“Binnen de werkgroep Dierhouderij brachten we in 2010 beleidsmakers, handhavers, experts van kennisinstituten, fabrikanten, handelaren en gebruikers bij elkaar”, vervolgt hij. Het doel was: zorg voor een juist gebruik van biociden in de dierhouderij. De werkgroep bevestigde het genoemde beeld: dierhouders bleken weinig kennis te hebben over biociden en de alternatieven. Objectieve informatievoorziening ontbrak: boeren haalden hun informatie vooral bij collega’s, internetfora en de handelaar die hen de biociden verkocht. Met als gevolg, vaak onbewust, onjuist en soms zelfs illegaal gebruik, waardoor milieu- en gezondheidsrisico’s kunnen ontstaan.

“Kortom, de veehouderij had behoefte aan objectieve informatievoorziening”, aldus Buijtenhuijs. Hier pleitte de werkgroep voor. Ook riep die de betrokken partijen - zoals het beleid, kennishouders, producten en handelaren - op om meer samen te werken, Daarnaast adviseerde de werkgroep onder andere om biociden onder de aandacht te brengen bij de beroepsopleidingen.

Tweede werkgroep

“Dit laatste punt hebben we opgepakt met een tweede werkgroep, Dierhouderij II,” vertelt de KNB’er. Deze werkgroep heeft zich ingespannen om het juiste gebruik van biociden te integreren in het lesprogramma van agrarische opleidingen. Dit bleek niet makkelijk. Ook nu kwam het gebrek aan kennis over biociden bij de opleiders naar voren: de term ‘biocide’ was vaak volledig onbekend. Bovendien bleek dat de lesprogramma’s van verschillende opleidingen op de verschillende niveaus niet centraal geregeld waren. Daarnaast is de scope van biociden groot en zou het daarom in verschillende onderwijsthema’s naar voren moeten komen. Dit maakt de integratie van biociden in het onderwijs een grote klus.

“Om de bekendheid van het thema biociden te vergroten, hebben we samengewerkt met de Universiteit Utrecht en de Vilentum Hogeschool in Dronten,” vervolgt Buijtenhuijs. Hoewel beide instellingen het belang van het onderwerp erkenden, hadden ze hiaten over biociden in hun leerplan. De werkgroep heeft daar lesmateriaal en eindtermen voor toetsen voor ontwikkeld en een aantal gastcolleges verzorgd.

Verder adviseerde de werkgroep het ministerie van Infrastructuur en Milieu (nu IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)) om veehouders zoveel mogelijk voor te lichten en het onderwerp biociden te integreren in middelbare en hogere beroepsopleidingen, de faculteit Diergeneeskunde van Universiteit Utrecht en Wageningen University & Research. De tweede aanbeveling nam het ministerie op in het ‘Plan van aanpak knaagdierbeheersing’.

Events

Buijtenhuijs: “Naast de werkgroepen, organiseerden we de afgelopen jaren events om problemen bloot te leggen en kennis uit te wisselen.” Zo werd tijdens het event ‘Gebruik van formaldehyde in voetenbaden’ in 2016 duidelijk dat agrariërs veel vragen hebben over klauwgezondheid en alternatieven voor voetbaden. Ze hadden behoefte aan een plan voor een integrale aanpak voor klauwgezondheid. Een plan waarin stal- en dierhygiëne, desinfectie, voeding, huisvesting en andere welzijnsaspecten samenkomen.

Het gebrek aan een centrale objectieve informatiebron over biociden bleek ook toen betrokken partijen hierover discussieerden tijdens het event ‘Boer en Biociden’, in 2019. Met veeartsen, leveranciers, afnemers, opfokbegeleiders en vertegenwoordigers krijgen veehouders van allerlei kanten advies. Boeren gaven aan dat ze het moeilijk vonden te achterhalen wat wel en niet mag met biociden.

“Op basis van de events hebben we aanbevelingen gedaan”, aldus Buijtenhuijs: verzamel objectieve informatie op een centrale plek en zorg dat deze kennis goed wordt ontsloten. “Ook benadrukten we het belang om kennis van biociden goed over te brengen in de agrarische opleidingen. Uiteindelijk is de boer zelf verantwoordelijk voor veilig gebruik van biociden op zijn bedrijf.”

Biociden een bekend begrip

Vandaag de dag is het (juiste) gebruik van biociden op boerderijen nog steeds een aandachtspunt voor het KNB. “We hebben ons de afgelopen tien jaar ingezet om de kennis hierover in de agrarische sector te vergroten. We hopen dat alle betrokken organisaties onze aanbevelingen oppakken en de term ‘biocide’ een bekend begrip wordt in de veehouderij. Zodat ze veilig worden gebruikt.”