Het KNB jubileumjaar 2020 zal niet gauw vergeten worden. Want als de covid19-pandemie iets heeft blootgelegd, dan is het wel dat considerans 1 van de EU Europese unie (Europese unie) Biocidenverordening serieus genomen moet worden:

Biociden zijn noodzakelijk voor de bestrijding van organismen die schadelijk zijn voor de gezondheid van mens of dier, en voor de bestrijding van organismen die schade toebrengen aan natuurlijke of vervaardigde materialen

Ook het aloude Nederlandse adagium dat ondanks strenge regelgeving een ‘adequaat middelenpakket’ beschikbaar moet blijven, blijkt nog steeds springlevend. De behoefte aan desinfectiemiddelen werd zo groot dat allerlei exoten de markt betraden: een bierfabrikant blijkt ineens ook biociden in de handel te kunnen brengen. En ook middelen die niet op alcohol zijn gebaseerd lijken in trek om een oplossing te bieden tegen besmettingen.

Dankzij een youtube-filmpje van Commissievoorzitter Ursula Von der Leyen weet iedereen bovendien dat het neuriën van de Europese hymne – zeer toepasselijk in het terecht verlengde Beethovenjaar - cruciaal is voor goede handhygiëne naast desinfectie.  Aandacht voor correcte naleving van gebruiksvoorschriften, zoals een door het Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) opgelegde ‘contacttijd’, oftewel veilig gebruik, krijgt door de coronacrisis zo dus hopelijk ook nog eens een nieuwe impuls.

 

Zorgen zijn er natuurlijk ook nog steeds. Zijn er voldoende grondstoffen beschikbaar? Wordt geen misbruik gemaakt van de ‘marktkansen’ door diverse minder serieuze economische actoren, die snelle winsten willen behalen zonder zich genoegzaam te bekommeren om het feit dat de biocide-industrie een complex en zeer intens gereguleerd segment van de chemische industrie is? Is de bestuurs- en strafrechtelijke handhaving voldoende scherp en intensief? Bestaat voldoende ruimte voor ‘business sense’ bij naleving en interpretatie van de regelgeving? Wordt met toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid het wettelijke toelatingsregime, en dus de bestaande investeringen van aanvragers en toelatinghouders, niet ongerechtvaardigd ondermijnd? Kan risicobeoordeling van biociden afdoende en toch ook evenredig plaatsvinden naar de steeds veranderende wetenschappelijke stand van zaken en volgens de regels van de kunst? En waar eindigt de verantwoordelijkheid van de producent en begint die van de gebruiker? Vragen die ik natuurlijk niet 1-2-3 kan beantwoorden. Maar aan het begin van dit nieuwe jaar kan het geen kwaad om dit op de radar te blijven zetten. Want we zijn er nog lang niet qua wederzijds begrip tussen de verschillende spelers in biocidenland, denk ik.

En dan heb ik het nog niet eens over de inhoudelijke complicaties onder de Wgb of BPR die de gemoederen bezig houden. Om iets te noemen: gaat de Europese Commissie nou eindelijk eens publiekelijk toegeven dat de deadline van het werkprogramma voor de beoordeling van de bestaande werkzame stoffen onmogelijk kan worden gehaald zonder procedureel en inhoudelijk kunst- en vliegwerk? Wanneer gaan ‘we’ met z’n allen onderkennen dat de capaciteitsproblemen bij nationale beoordelingsautoriteiten gruwelijke vertragingen opleveren bij het tijdig behandelen van aanvragen? En dat het onredelijk is om aanvragers daarvan de dupe te laten worden. En dat het ook geen oplossing is om vragen steeds maar van de wetenschappelijke bureaus  van de beoordelaars te verschuiven naar de ‘juridische afdelingen’. Ik heb in elk geval weinig cliënten die erop uit zijn om te procederen. Dat is doorgaans pas het allerlaatste wat ze willen. Soms is het nodig. Maar een goed gesprek lost in mijn ervaring toch vaak al veel problemen op. En hoe zit het nou met die classificatie van een product als ‘biocide’ of ‘medisch hulpmiddel’ of zelfs ‘behandeld voorwerp’ of ‘cosmetica’? Natuurlijk zal ook de implicatie van de Brexit nog tot veel ‘gedoe’ aanleiding geven aan beide zijden van het kanaal.

Maar laat ons dit nieuwe jaar nu niet in mineur beginnen. Ludwig Van Beethoven zou dat ook niet hebben gewild; hij voegde niet voor niks eigenhandig een passage toe aan het gedicht ‘ode aan de vreugde’ van Schiller: “O vrienden, niet deze klanken! Maar laten wij aangenamere aanheffen, en vreugdevollere”. Want de spotlight op het belang van biociden door de coronapandemie biedt kansen. Zeker ook in het licht van de recent gelanceerde ambitieuze Europese “Strategie voor duurzame chemische stoffen”.

En vanzelfsprekend is ook het KNB jubileumjaar iets om ondanks alle beperkingen met plezier op terug te kijken. Het KNB biedt wat mij betreft een mooie verbindende kracht voor een ieder die, vanuit welke hoek dan ook, iets met biociden van doen heeft in Nederland. Ik wens alle leden van het KNB dan ook een sprankelend, gezond en gelukkig nieuw jaar toe en zie alvast uit naar de immer inspirerende uitwisselingen binnen ons mooie netwerk. En gelet op de roerige tijden waarin wij nu leven breng ik tot slot nog maar eens in herinnering wat Schiller en Van Beethoven ons al voorhielden: ‘Vreugde …. jouw toverkrachten verbinden weer, wat de gewoonte strikt verdeeld heeft. Alle mensen worden broeders waar jouw zachte vleugel zich welft’. Die toverkracht van gedeelde vreugde wens ik u allen toe voor 2021.

Peter Kugel

Advocaat en lid van de KNB Adviesgroep